Verbeelding

 

Ich bin ein wandelaar, lieve mensen. Iedereen die mij een beetje volgt op social media zal dat onderhand wel weten. Ik loop wat af. In de betoverende natuur die ons land rijk is, vanzelfsprekend, maar ik vind het ook heerlijk om door mijn stad te banjeren. Tegen kersttijd loop ik mijn rondjes graag in het donker en dan koekeloer ik stiekem naar de fijne huiselijke taferelen die zich achter de ramen afspelen en naar de talrijke kerstlichtjes die óók dit jaar weer gewoon zijn opgehangen in heel veel tuinen. Noem me een sentimentele dwaas maar van al die buitenlichtjes gaat een enorme ontroering uit, vind ik. Misschien omdat ik in mijn hoofd altijd precies voor me zie hoe zo’n slinger aan een tuinhek is beland, of in een boom.

Wanneer ik langs een klein, oud huisje met een puntdak loop, om maar iets te noemen, slaat mijn fantasie op hol. Ik zie een grote, grijze man, beetje knorrig, ongemakkelijk wroetend in een aftandse kartonnen doos vol met glimmende kerstspullen. Het is zo’n doos die al decennialang meegaat, inmiddels bijna uit elkaar valt, maar die elk jaar weer braaf door hem van zolder wordt gehaald op aanwijzing van zijn schat van een vrouw Tinie.

‘Tinie, meisje,’ bromde hij dit jaar en hij keek naar de vrouw met wie hij al ruim vijftig jaar getrouwd was, een ketting met zilveren balletjes nietig in zijn grote, knoestige handen. ‘Zullen we die versiering gewoon eens een jaartje achterwege laten, het is nu zo anders allemaal.'
Tinie, klein, kwiek voor haar leeftijd, niet kapot te krijgen, had hem verontwaardigd aangekeken.
'Maar Henk toch, natuurlijk hangen we de lampjes op dit jaar. Juíst dit jaar. We kunnen wel wat licht gebruiken met z’n allen.’

Goedmoedig glimlachend was hij op zijn pantoffels naar buiten gehobbeld, Tinies wil was wet, zo was het altijd al geweest. Hij vond het wel plezierig zo. De lampjes had hij rond de struiken gedrapeerd en over het gietijzeren hek, onhandig, moeizaam, gehinderd door de reuma die zijn stijve vingers de laatste jaren steeds erger plaagde. Tinie stond voor het raam te kijken, opgetogen, haar duimen omhoog ter aanmoediging. Hij kon het niet laten om haar stiekem te bewonderen, onzichtbaar vanuit de donkere tuin. Het klonk misschien wat overdreven, maar nog altijd maakte zijn hart een sprongetjes als hij haar zag. Ze hadden het goed samen.

Toen hij een uurtje later eindelijk klaar was, ging hij moe en opgelucht naar binnen. Plechtig deed hij alle lichtjes aan, zocht zijn plekje naast Tinie voor het raam. Hand in hand stonden ze samen in de donkere kamer minutenlang te genieten van de lichtzee in hun tuin. Glimlachend keken ze naar elkaar. Even was alles precies zoals in andere jaren.

Bij elke fraai of minder fraai versierde tuin waar ik langsloop, verzin ik een nieuw verhaal met nieuwe hoofdpersonen, gewoon maar tegelijkertijd bijzonder. U begrijpt misschien dat ik mij werkelijk nooit verveel. Ik kan het iedereen van harte aanbevelen; verbeelding maakt zo’n lockdown toch net een beetje minder zwaar.



Reacties

Een reactie posten