Jammer
'Wat is het hier mooi hè?’
In een poging om de schoonheid die ik waarneem blijvend vast te leggen, ben ik zo druk met mijn camera dat ik niet heb gemerkt dat er een auto naast me is gestopt. Een man met een warrige bos grijs-blond haar, nonchalant baseballpetje op het hoofd, zijn elleboog losjes leunend op het portier, kijkt me stralend aan door het opengedraaide raampje van zijn zwarte jeep. Blauwe ogen twinkelen, oprecht, vol stoere levenslust. Geestdriftig beaam ik dat ik het hier prachtig vind. De man vertelt dat dit, een grootse armbeweging begeleid zijn woorden, allemaal van zijn zoon is en dat hij regelmatig even langsrijdt om te kijken of het nog goed gaat met de beestjes. Trots kijkt hij om zich heen, van het uitgestrekte Wad naar de zeedijk vol grazende schapen. De wind blaast de zilte geur van het Wad over het uitgestrekte land en laat in de verte de Groninger vlag wapperen, statig en fier.
Ik verblijf een paar dagen in het noordwesten van Groningen en ik heb vanaf de eerste minuut mijn hart verloren aan het oneindig weidse landschap, aan de akkers met kaarsrechte lijnen, aan het Wad met zijn dijken vol schapen en aan de enorme hoeveelheid piepkleine dorpen met prachtige namen als Roodehaan en Kleine Huisjes, die met royale hand over het landschap lijken te zijn uitgestrooid. De zon schijnt uitbundig en ik wandel en fiets dat het een lieve lust is. Zielsgelukkig voel ik me daar, bijna alleen in het Groninger land. Tijdens een wandelrondje van zo’n elf kilometer tel ik niet meer dan drie fietsers. De semi-kluizenaar in mij geniet van al die stilte en weldadige rust.
Omdat ik behalve wat eenzelvig ook nogal lyrisch van aard ben, stroomt mijn hoofd op zulke momenten vol gelukzalige toekomstdromen. Ik zie haarscherp voor me hoe ik dolgelukkig zal zijn met een grote, blonde Groninger man, je weet wel, zo’n ondoorgrondelijk en zwijgzaam type. Al vaker sloeg mijn fantasie op hol bij het ontmoeten van zwijgzame mannen. Hele werelden vermoedde ik achter al die mysterieuze stilzwijgendheid, maar na verloop van tijd bleek meestal dat zo’n man gewoon bar weinig te melden had. Zo zou het echter niet gaan bij mijn heldhaftige Groninger. Als hij er op spaarzame momenten voor zou kiezen om zijn mond open te doen, zal het louter goud zijn dat zijn fraai gevormde noordelijke lippen verlaat. Zijn grote, krachtige handen zullen me koesteren, beschermen, bemoedigen. Hij zal me liefhebben zoals hij de grond van zijn akkers liefheeft; sterk en toegewijd. Een man met een kern, een basis, een man uit een stuk.
‘Dreumen van Grunnen?,’ hoor ik opeens naast me. De man met het baseballpetje kijkt me vragend aan. Ik schiet in de lach, een beetje besmuikt. Van Grunnegers,’ antwoord ik in mijn beste Gronings. De man grinnikt en start zijn auto. 'Jammer dat ik getrouwd ben’, roept hij terwijl hij wegrijdt.
Ja jammer, denk ik.
Reacties
Een reactie posten