Nattigheid

‘Mevrouw Velthuizen, hoe voelt u zich?’
Met een, naar ik nu vermoed, hemelse glimlach kijk ik op naar de man die naast mijn bed staat. Het is de narcotiseur van het ziekenhuis en ik bevind me in de uitslaapkamer van de OK, maar ook dat realiseer ik mij later pas. Op het moment zelf is mijn wereld vooral nog heel erg vaag. En verrukkelijk, dat ook.
‘Ach,’ zucht ik verheerlijkt, ‘ik voel me zo gelukkig.’
‘Hou dat vast,’ bromt de man op een toon alsof hij er weinig fiducie in heeft.
Daar moet ik vreselijk om lachen, want mijn zompige narcosehersenen vinden alles werkelijk hilarisch. De dokter had het me al gezegd, toen we voor de operatie over de narcose spraken: das verdraaid lekker spul hoor en daar was geen woord van gelogen. 

Helaas is de werking van lekker spul zelden oneindig; nog diezelfde avond kots ik alle gelukzaligheid er in ferme stralen weer uit. Samen met de restjes geluk die een mens na een operatie eigenlijk zo broodnodig heeft, maar ook dit weet ik dan nog niet. Als ik weer naar huis mag, ga ik van complicatie naar complicatie. De eerste weken kan ik helemaal niet plassen en moet ik mezelf katheteriseren en als het plassen dan toch eindelijk op gang komt, blijk ik zo incontinent als de neten. 

Een wereld waarvan ik het bestaan niet kende, vouwt zich voor mij uit. Een wereld die zonder dat ik het wist voor veel vrouwen dagelijkse realiteit is. Ik heb geen idee wie het zijn, mijn lekkende zusters, want erover praten doen we niet. Maar dat ze er zijn, wordt duidelijk zichtbaar als de incontinentieverbanden bij het Kruidvat in de aanbieding zijn; in minder dan geen tijd zijn de schappen helemaal leeg. ‘Stelletje incontinente aasgieren’, scheld ik binnensmonds als ik voor de zoveelste keer misgrijp. Dat er nooit over al dat wateren gesproken wordt, snap ik natuurlijk ook wel. Vergeleken bij incontinentie is zelfs de overgang nog sexy. 

Gedreven door angst en schaamte vermijd ik vrijwel alle sociale activiteiten. Ik heb het gevoel dat ik in mijn eigen parallelle wereld leef en hoewel ik het altijd fijn heb gevonden om daar even te schuilen, is het toch een stuk minder lollig als het niet langer een keuze is. Op mijn verjaardag tart ik de waterwetten en ga ik uit eten met mijn kinderen. Dat doen we elk jaar tenslotte en ik wijk niet graag af van fijne tradities. Het gaat mis. Mijn blaas slaat volledig op tilt en als ik snel naar het toilet loop, voel ik ondanks mijn incontinentieverband de plas langs mijn benen naar beneden druipen. In paniek loop ik snel door naar de wc. Vol schaamte zit ik op het toilet, waar ik probeer moed te verzamelen om terug te gaan. Wat als iedereen het gezien heeft? Bedrukt loop ik terug naar mijn stoel, veel keus heb ik niet. En dan zie ik het: op de zwarte stenen vloer loopt een spoor van grote druppels van mijn stoel naar het toilet. De rest van de avond zit ik met een kletsnatte feestjurk doodongelukkig achterom te kijken of de druppels al zijn opgedroogd.  

Inmiddels ben ik bijna een half jaar verder en gelukkig gaat het elke dag beter. Mijn blaas en ik beginnen elkaar steeds liever te vinden en voorzichtig krijg ik weer vertrouwen in mijn lichaam. De door minister Hugo de Jonge zo ruimhartig beloofde Summer of Love ging volledig aan mij voorbij, maar dat ga ik in het nieuwe jaar dubbel en dwars inhalen. Want volgend jaar, lieve mensen, wordt mijn jaar. Een jaar zonder kluizenaarschap. Een jaar zonder sip en pech en zielig. Een jaar ook zonder incontinentieverbanden. Maar wel een jaar met (al dan niet echte) zonneschijn, keileuke mensen en stralen. Een jaar met (echt hoor!) verliefdheid en liefde, kneiterveel liefde. 

Dus kom maar door 2022! Er is vast nog wat geluk voor me overgebleven. 



Reacties