Bevrijde vrouw

 De winterzon schijnt op mijn groen geruite jas, aait zachtjes mijn gezicht, speelt met mijn zorgeloos verwaaide haren. De lente deelt plaagstootjes uit, verleidt de winter om alvast een stapje terug te doen. Zonnestralen bewegen over mijn lichaam, gebruiken het als balzaal. De tango glijdt vurig langs mijn rug, de Weense wals over mijn armen en de rumba kietelt in mijn nek. Mijn lijf voelt voor het eerst sinds maanden weer eens speels en zwierig. Ik zou willen dansen, gewoon hier op straat, onder toeziend oog van iedereen die denkt dat ik mijn verstand verloren heb.  

Ik doe het niet, te bang voor wat anderen kunnen denken. Dat ik zo’n malle, bevrijde vrouw van middelbare leeftijd ben bijvoorbeeld. Zo’n vrouw in felgekleurde kleden, die volkomen in trance met maaiende armbewegingen altijd als eerste op de dansvloer staat. Zo’n vrouw die de wereld heel graag wil laten zien dat het haar allemaal niet meer uitmaakt wat de mensen zeggen. In plaats daarvan ga ik rustig op een van de uitnodigende bankjes in het park zitten. Tevreden kijk ik om me heen. Naar de vijver met een speels, houten bruggetje, naar de keurig aangeharkte paadjes, de grote, statige, nog kale bomen, het groene gras... Ik hou van dergelijke parkjes. Kleine, vriendelijke rustpuntjes in een verder zo bedrijvige stad. Geruststellend groen voor iedereen die het even nodig heeft. Ik voel hoe de zon zich behoedzaam ontfermt over de muizenissen in mijn hoofd. Ik voel na maanden van gepieker en lichamelijk geklungel een diepe behoefte aan licht en lucht. 

Aan de overkant van het park zie ik twee mannen van middelbare leeftijd aan komen lopen. Beide heren kampen met een zekere mate van overgewicht. Ze dragen vrijwel identieke Adidas trainingspakken, alleen de kleur verschilt. De een draagt een koningsblauw exemplaar, de andere een zwarte. De stof van de trainingsjackies spant strak om de bolle buiken. Een van de mannen heeft een witte zweetband om zijn hoofd, om het geheel een nog sportiever aanzien te geven, vermoed ik. Het ziet er potsierlijk uit, maar dat lijkt de mannen niet te deren. 

Wanneer ze langs mijn bankje lopen, blijven ze even stilstaan voor een gezellig praatje.
   'Goedemorgen mevrouw, wat een weertje hè?’zegt het Koningsblauwe pak vrolijk.
   ‘Zalig,’ beaam ik, ‘Mooi hardloop weer ook.
   'De winterkilo’s moeten eraf mevrouwtje. Straks moeten we weer in de bikini.’
De mannen lachen luid om dit flauwe grapje en het Zwarte trainingspak aait liefdevol over zijn dikke buik.
   ‘Hebben jullie ver gelopen?’ vraag ik nieuwsgierig.
   ‘Ach, wat is ver? Een paar minuutjes misschien, maar we hebben ons best weer gedaan.’
Zwart en Koningsblauw kijken elkaar intens tevreden aan.
Ik glimlach bemoedigend. ‘Precies, en jullie kunnen het steeds verder opbouwen toch?’
Het Zwarte pak kijkt me aan alsof ik gek geworden ben. 
   ‘Nou, je moet die dingen ook weer niet overdrijven mevrouw, dat is nergens voor nodig.’
   ‘Het moet wel een beetje leuk blijven,’ is Koningsblauw het roerend met hem eens.   
   ‘Nu we het daar toch over hebben Willem, we hebben wel wat lekkers verdiend. Wat vind je van appeltaart en warme chocolademelk met slagroom?’
   ‘Ik dacht dat je het nooit zou vragen, Henk.'
Lachend lopen ze verder, Henk en Willem, mij goedgemutst achterlatend op mijn houten bankje. De heren leggen de lat niet zo hoog voor zichzelf en daar gaat beslist iets aanstekelijks vanuit.

Als ik met een blij gevoel opsta om mijn wandeling te vervolgen, leiden mijn voeten mij bijna automatisch naar de bakker om de hoek. Ze hebben gelijk verdorie, die voeten van mij, ook ik heb wel wat lekkers verdiend. Met een grote punt appeltaart in mijn tas, maak ik baldadig een paar danspasjes op straat. Een malle, bevrijde vrouw ben ik misschien niet, maar zo nu en dan kan ik natuurlijk best even lekker doen alsof.


Reacties