Je maakt wat mee

‘Je maakt in elk geval nog eens wat mee.’
Mijn collega’s kijken me lachend aan, terwijl een van hen de woorden grappend uitspreekt.
‘Dat dan weer wel,’ geef ik schoorvoetend toe.
We zitten na werktijd op een terras en drinken wijn, de boog kan niet altijd gespannen staan tenslotte. Ik heb ze net in geuren en kleuren verteld over mijn meest recente date-avontuur. Het was weer een memorabele, ik kan niet anders zeggen.

Ons eerste afspraakje was gezellig geweest, dus we besloten dat een tweede date een logisch vervolg zou zijn. Hij zou alles regelen en het zou een verrassing zijn, liet hij me vol zelfvertrouwen weten. Daar moest ik wel even van slikken. Als ik ergens niet van hou, dan zijn het verrassingen waarbij ik geen enkel benul heb van wat we gaan doen. En in dit geval was het ook nog eens met iemand die me nauwelijks kende en die dus totaal niet wist met wie hij te maken had. Maar vooruit, ik had net op mijn kop gehad van mijn kinderen en hun vrienden in verband met mijn volgens hen uiterst discutabele date-houding, dus ik schoof de weerstand die ik in elke vezel van mijn lijf voelde dapper opzij. Alleen toen hij zei dat hij me ’s ochtends heel vroeg zou ophalen en we pas ’s avonds laat weer terug zouden zijn, greep ik in. Het lukte me om er ’s ochtends een uurtje vanaf te snoepen en hij beloofde om me voor het eten thuis te brengen.

Mijn ongerustheid nam in de week voorafgaand aan het hele gebeuren alleen maar toe, toen bleek dat hij me inderdaad slecht kende. Op dinsdag, twee dagen na onze eerste date, belde hij mij tijdens werktijd. Ik vond dat best brutaal en besloot om hem te negeren. Hij belde nog twee keer en via whatsapp vroeg ik hem wat er in vredesnaam aan de hand was. Hij appte dat hij op het moment van bellen onderweg was geweest en dat hij had bedacht dat ik het misschien leuk zou vinden als hij ’s avonds gezellig bij mij op bezoek kwam. Euh nee. Ik legde hem geduldig uit dat er twee dingen zijn waar ik niet van hou: voor de lol bellen met relatief vreemden en onverwacht bezoek.
‘Sorry,’ antwoordde hij en dat hij het begreep, maar helemaal geruststellen kon hij me niet.

Op de grote dag werd ik keurig op tijd op mijn huisadres opgehaald. Inmiddels wist ik dat we gingen zeilen. Dit had hij alleen willen vertellen als we toch een keer zouden bellen en in een grote behoefte aan controle gaf ik toe. Ik had nog nooit gezeild en ik wist dan ook niet goed wat ik me daarbij voor moest stellen, maar ik verwachte rustig in de zon te kunnen zitten en overwoog om een boek mee te nemen. Met de tirade van mijn kinderen nog vers in het geheugen, bedacht ik echter dat zitten lezen tijdens een date vermoedelijk niet paste bij het je open stellen voor mannen.

Van rust bleek in het geheel geen sprake. Hoewel het zonnetje af en toe doorbrak, was het fris en ik had me laten vertellen dat we te maken hadden met windkracht vijf. Het kleine zeilbootje stond regelmatig volledig schuin op het water en binnen vijf minuten was ik nat tot op mijn onderbroek. De golven en het voortdurend overstag gaan, waarbij ik onder het zeildoek door naar de andere kant van de boot moest kruipen, maakten me misselijk.

Naarstig was ik op zoek naar de aardigheid van dit alles en toen ik die na zo’n anderhalf uur nog niet had gevonden en ik tot op het bot was verkleumd, raapte ik al mijn moed bij elkaar en vroeg ik of we terug konden gaan. Dan kon hij alleen gaan zeilen en dan zou ik wel rustig aan de kant op hem wachten. Het leek me een prima voorstel, maar hij zou het erg jammer vinden.
‘We gaan naar een eilandje,’ glunderde hij en hij verzekerde me dat het echt de moeite waard was.
Zuchtend gaf ik toe.

Toen we eindelijk op het eiland aankwamen, hij had wat moeite met het vinden ervan, bleek het om een piepklein stukje land te gaan. Werkelijk alles was er bedolven onder dikke klodders ganzenpoep. Koud en misselijk ging ik aan de daar aanwezige picknicktafel zitten, waar hij een enorme hoeveelheid eten tevoorschijn toverde. Bij het zien daarvan alleen al draaide mijn maag zich vol afschuw om. Het volgende half uur, het leek langer, probeerde ik nadrukkelijk niet te kijken naar hoe hij in een enorm tempo broodjes met zalm en een dikke laag mayonaise wegwerkte, die hij wegklokte met een glas wijn. ’s Ochtends had ik gezien hoe hij een krentenbol vrijwel in zijn geheel in zijn mond propte (hoe dan), dus ik wist inmiddels dat het nemen van kleine, beschaafde hapjes niet echt zijn ding was.

Net toen ik dacht dat het leed geleden was, in het zicht van de haven, lukte het niet om de boot op de plek van bestemming te krijgen. We voeren met geweld tegen een steiger en om weer verder te kunnen varen, moest hij aan wal springen, mij achterlatend in een boot die alle kanten opging, behalve de goede. Terwijl ik zat te overleven, schreeuwde hij aanwijzingen die hij net zo goed in het Swahili had kunnen roepen, want ik had geen flauw idee wat hij van mij verwachtte.
‘Ik heb dit nooit gewild,’ riep ik de hele tijd alleen maar wanhopig terug.
Tot mijn grote opluchting werden we uit onze benarde situatie bevrijd door twee piepjonge jongens van de zeilschool, die ons met een motorbootje terugbrachten naar het beginpunt, waar ik eindelijk uit die vermaledijde rotboot kon stappen.

Bij thuiskomst drukte ik Loenie de Kat die ook wel, of meer waarheidsgetrouw, ook niet luistert naar de namen Aap Staartjes, Koosje Kriebel en Molly Malone, dicht tegen me aan. Ik was nog nooit zo blij geweest om weer thuis te zijn. Jaja, je maakt nog eens wat mee, maar toen hij me stralend vertelde dat we de boot een volgende keer met korting zouden mogen huren, antwoordde ik razendsnel dat ik toekomstige zeiltochtjes met alle liefde aan een ander gun.

Reacties

  1. Only life can be stranger than fiction :-) Heerlijk stukje, al wens ik je de volgende keer een positievere ervaring toe! Tot snel.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank je wel! Dat is dan wel weer het mooie van schrijven; elke wat mindere ervaring gebruik je gewoon voor een nieuw stukje:))

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten