Bomen van kerels
Mijn vader groeide op in een gezin met drie broers. Broeren wilde ik bijna zeggen, want dat vind ik net wat lekkerder klinken. Maar vooruit, we hebben nu eenmaal taalkundige afspraken gemaakt en daar zal ik me ook in dit geval netjes aan houden. In hun woonplaats Zeist werden de jongens de vier Daltons genoemd. Of ze noemden zichzelf zo en de mensen namen het in de loop der tijd vanzelf over, dat zou ook kunnen. Ik was er niet bij, zoals u waarschijnlijk zult begrijpen. Toen ze volwassen werden, bleken de Daltons bij het uitdelen van lengte niet bepaald vooraan te hebben gestaan. Aan ieder die het horen wilde, vertelden ze dat ze eigenlijk bomen van kerels waren, die alleen iets te kort waren afgezaagd. Een ‘foutje’ van de natuur dat in onze familie hardnekkig gemaakt blijft worden.
Deze maand namen we afscheid van Dalton nummer drie. Heel erg oud werden ze geen van allen helaas. Dat de laatst overgebleven Dalton zich een beetje eenzaam moet voelen, valt niet moeilijk te raden. Tijdens de crematie werd dit hem ook nog eens voortdurend onder de neus gewreven door quasi meelevende uitspraken als: ‘ach, nu ben je nog de enige, dat is ook niet gezellig.’ Alsof dat trieste gegeven nog niet tot hemzelf was doorgedrongen en dit het juiste moment leek om hem het slechte nieuws te brengen.
Het leuke aan crematies of begrafenissen is dat je een soort hernieuwde waardering voor iemand krijgt. Niet perse omdat je daarvoor geen waardering had, maar omdat een mensenleven samengevat in laatste lieve woorden en een uitgebreide verzameling foto’s altijd weer bijzonder blijkt te zijn. Daar sta je gewoon niet elke dag bij stil.
Het afscheid van Dalton nummer drie vormde op deze regel geen uitzondering. Sterker nog, ik was diep onder de indruk van de voetstappen die hij achterliet. In een touringcar arriveerden een groot aantal mensen al dan niet met kleine kinderen bij het crematorium. Het zag er grappig uit vond ik, alsof ze naar een bedrijfsuitje gingen. Hun gezichten lieten zien dat het anders was; stuk voor stuk zagen ze er oprecht verdrietig en verslagen uit. Een van de busgangers vertelde vol liefde hun verhaal.
Lang geleden ontstond zonder enige vorm van voorbedachte rade een jeugdhonk in het huis van mijn oom en tante. Een steeds groter wordende groep jongeren kwam voordat ze uitgingen op zaterdagavond gezellig een drankje meedrinken met Dalton III en zijn vrouw, die zelf beslist niet vies van een borreltje waren. Zelfs na het uitgaan wipte de groep regelmatig even langs als ze nog licht zagen branden en dan bakte mevrouw Dalton midden in de nacht omeletten voor de uitgehongerde feestvierders. Steeds vaker kwamen ze: om voetbal te kijken, om gewoon een beetje te kletsen, om te helpen bij klusjes… Mijn oom en tante werden in de loop der jaren een soort tweede vader en moeder voor al die jonge mensen, waarvan de meesten inmiddels al ruim twintig jaar bij ze over de vloer komen. Zelf kregen ze tot hun verdriet nooit kinderen, maar eigenlijk hadden ze het grootste gezin dat ik ooit zag.
Terwijl ik over de Daltons zit te schrijven, kijk ik naar de grote, witte rozen die we meekregen na de crematie. Het zijn er drie, omdat ik samen met mijn twee kinderen naar het afscheid ging. Opeens dringt tot me door dat het aantal precies klopt; voor elke overleden Dalton één. Al meer dan twee weken staan ze fier op hun lange, rechte stelen in de woonkamer. Koppig, eigenzinnig en beresterk. Gewapend met een schaar loop ik naar de vaas en knip van elke steel een flink stuk af. Tevreden kijk ik naar de gekortwiekte bloemen. Bomen van rozen, denk ik ontroerd, ze zijn alleen iets te kort afgezaagd.
Deze maand namen we afscheid van Dalton nummer drie. Heel erg oud werden ze geen van allen helaas. Dat de laatst overgebleven Dalton zich een beetje eenzaam moet voelen, valt niet moeilijk te raden. Tijdens de crematie werd dit hem ook nog eens voortdurend onder de neus gewreven door quasi meelevende uitspraken als: ‘ach, nu ben je nog de enige, dat is ook niet gezellig.’ Alsof dat trieste gegeven nog niet tot hemzelf was doorgedrongen en dit het juiste moment leek om hem het slechte nieuws te brengen.
Het leuke aan crematies of begrafenissen is dat je een soort hernieuwde waardering voor iemand krijgt. Niet perse omdat je daarvoor geen waardering had, maar omdat een mensenleven samengevat in laatste lieve woorden en een uitgebreide verzameling foto’s altijd weer bijzonder blijkt te zijn. Daar sta je gewoon niet elke dag bij stil.
Het afscheid van Dalton nummer drie vormde op deze regel geen uitzondering. Sterker nog, ik was diep onder de indruk van de voetstappen die hij achterliet. In een touringcar arriveerden een groot aantal mensen al dan niet met kleine kinderen bij het crematorium. Het zag er grappig uit vond ik, alsof ze naar een bedrijfsuitje gingen. Hun gezichten lieten zien dat het anders was; stuk voor stuk zagen ze er oprecht verdrietig en verslagen uit. Een van de busgangers vertelde vol liefde hun verhaal.
Lang geleden ontstond zonder enige vorm van voorbedachte rade een jeugdhonk in het huis van mijn oom en tante. Een steeds groter wordende groep jongeren kwam voordat ze uitgingen op zaterdagavond gezellig een drankje meedrinken met Dalton III en zijn vrouw, die zelf beslist niet vies van een borreltje waren. Zelfs na het uitgaan wipte de groep regelmatig even langs als ze nog licht zagen branden en dan bakte mevrouw Dalton midden in de nacht omeletten voor de uitgehongerde feestvierders. Steeds vaker kwamen ze: om voetbal te kijken, om gewoon een beetje te kletsen, om te helpen bij klusjes… Mijn oom en tante werden in de loop der jaren een soort tweede vader en moeder voor al die jonge mensen, waarvan de meesten inmiddels al ruim twintig jaar bij ze over de vloer komen. Zelf kregen ze tot hun verdriet nooit kinderen, maar eigenlijk hadden ze het grootste gezin dat ik ooit zag.
Terwijl ik over de Daltons zit te schrijven, kijk ik naar de grote, witte rozen die we meekregen na de crematie. Het zijn er drie, omdat ik samen met mijn twee kinderen naar het afscheid ging. Opeens dringt tot me door dat het aantal precies klopt; voor elke overleden Dalton één. Al meer dan twee weken staan ze fier op hun lange, rechte stelen in de woonkamer. Koppig, eigenzinnig en beresterk. Gewapend met een schaar loop ik naar de vaas en knip van elke steel een flink stuk af. Tevreden kijk ik naar de gekortwiekte bloemen. Bomen van rozen, denk ik ontroerd, ze zijn alleen iets te kort afgezaagd.
Reacties
Een reactie posten