We bellen!
Omdat het weer hoog tijd was voor een knipbeurt, belde ik vanochtend de kapper voor het maken van een afspraak. Andrea nam op en vroeg me beleefd door wie ik geknipt wilde worden. ‘Doe maar door Bonnie’, riep ik enthousiast, aangezien zij mijn haar tot op heden nooit noemenswaardig heeft verpest. ‘Die is er vandaag niet’, antwoordde Andrea snel, waarna ik haar vriendelijk vroeg uit wie ik dan wel kon kiezen. ‘Om eerlijk te zijn’, zei Andrea een beetje sneu, ‘ben ik er vandaag alleen zelf’. Zo overtuigd en stellig mogelijk maakte ik haar duidelijk, dat ik in dat geval natuurlijk heel graag voor haar koos.
Ongemakkelijke en moeizame telefoongesprekken, op de een of andere manier heb ik ze nogal eens. Dat zal vast aan mij liggen. Ik hou gewoon niet van gesprekken waarbij ik het gezicht van mijn gesprekspartner niet kan zien en waarin geen stiltes mogen vallen, omdat die aan de telefoon nu eenmaal pijnlijker zijn. Bellen probeer ik daarom tot een minimum te beperken. Een van mijn mannelijke kennissen is er juist dol op; hij belt me te pas en te onpas. Je mag het ook even appen of mailen hoor, probeer ik regelmatig, maar dat vindt hij niet persoonlijk genoeg. Dat ik dat nu juist zo plezierig vind, is volgens hem vooral een teken van latent aanwezige sociale angst, die met hand en tand bestreden moet worden. Ik heb me erbij neergelegd en ga de discussie al lang niet meer met hem aan.
Zijn vrouw vertelde me dat hij de telefoon ook bijzonder graag gebruikt om mensen voor de gek te houden. De tandartsassistente had haar laatst verscheidene malen tevergeefs op haar mobiel proberen te bereiken om een afspraak te verzetten. Toen ze maar geen gehoor kreeg, probeerde de assistente het op de huistelefoon, die werd opgenomen door mijn belgrage vriend. ‘Ik probeer in contact te komen met uw vrouw’, zei ze inmiddels redelijk wanhopig. ‘Ach, verzuchtte mijn vriend, ‘u ook al. Ik probeer dat al jaren. We zijn zelfs in therapie geweest, maar niets hielp. Het is verschrikkelijk, ik begrijp helemaal hoe u zich voelt’ De arme tandartsassistente schrok zich een hoedje en putte zich uit in verontschuldigingen en medeleven. Totdat de grapjas doodleuk riep dat het natuurlijk een geintje was en dat ze niet alles moest geloven wat de mensen zeiden. Ze vond het nog geestig ook.
Zo stoutmoedig en onbevreesd zal ik zelf nooit worden tijdens het voeren van telefoongesprekken. Ik heb er simpelweg te weinig plezier in. Dat het altijd nog een graadje erger kan, las ik niet zo lang geleden in een artikel over bel-angst. Regisseur Woody Allen bijvoorbeeld belt zelden of nooit. Als hij er af en toe toch echt niet aan ontkwam om met zijn toenmalige partner en overbuurvrouw Mia Farrow te bellen, dan moest zij ter geruststelling gedurende het hele gesprek naar hem blijven zwaaien. Zo erg is het bij mij gelukkig nog lang niet, dus waar zal ik me druk over maken. Er zijn inmiddels zoveel communicatiemogelijkheden dat telefoneren bijna ouderwets en overbodig is geworden. Niet bellen is dus eigenlijk gewoon heel erg hip. En dat is dan weer best bijzonder voor iemand die niet veel opheeft met allerlei moderne fratsen. Zo zie je maar weer, loop ik onverhoeds ook nog ergens in voorop.
Ongemakkelijke en moeizame telefoongesprekken, op de een of andere manier heb ik ze nogal eens. Dat zal vast aan mij liggen. Ik hou gewoon niet van gesprekken waarbij ik het gezicht van mijn gesprekspartner niet kan zien en waarin geen stiltes mogen vallen, omdat die aan de telefoon nu eenmaal pijnlijker zijn. Bellen probeer ik daarom tot een minimum te beperken. Een van mijn mannelijke kennissen is er juist dol op; hij belt me te pas en te onpas. Je mag het ook even appen of mailen hoor, probeer ik regelmatig, maar dat vindt hij niet persoonlijk genoeg. Dat ik dat nu juist zo plezierig vind, is volgens hem vooral een teken van latent aanwezige sociale angst, die met hand en tand bestreden moet worden. Ik heb me erbij neergelegd en ga de discussie al lang niet meer met hem aan.
Zijn vrouw vertelde me dat hij de telefoon ook bijzonder graag gebruikt om mensen voor de gek te houden. De tandartsassistente had haar laatst verscheidene malen tevergeefs op haar mobiel proberen te bereiken om een afspraak te verzetten. Toen ze maar geen gehoor kreeg, probeerde de assistente het op de huistelefoon, die werd opgenomen door mijn belgrage vriend. ‘Ik probeer in contact te komen met uw vrouw’, zei ze inmiddels redelijk wanhopig. ‘Ach, verzuchtte mijn vriend, ‘u ook al. Ik probeer dat al jaren. We zijn zelfs in therapie geweest, maar niets hielp. Het is verschrikkelijk, ik begrijp helemaal hoe u zich voelt’ De arme tandartsassistente schrok zich een hoedje en putte zich uit in verontschuldigingen en medeleven. Totdat de grapjas doodleuk riep dat het natuurlijk een geintje was en dat ze niet alles moest geloven wat de mensen zeiden. Ze vond het nog geestig ook.
Zo stoutmoedig en onbevreesd zal ik zelf nooit worden tijdens het voeren van telefoongesprekken. Ik heb er simpelweg te weinig plezier in. Dat het altijd nog een graadje erger kan, las ik niet zo lang geleden in een artikel over bel-angst. Regisseur Woody Allen bijvoorbeeld belt zelden of nooit. Als hij er af en toe toch echt niet aan ontkwam om met zijn toenmalige partner en overbuurvrouw Mia Farrow te bellen, dan moest zij ter geruststelling gedurende het hele gesprek naar hem blijven zwaaien. Zo erg is het bij mij gelukkig nog lang niet, dus waar zal ik me druk over maken. Er zijn inmiddels zoveel communicatiemogelijkheden dat telefoneren bijna ouderwets en overbodig is geworden. Niet bellen is dus eigenlijk gewoon heel erg hip. En dat is dan weer best bijzonder voor iemand die niet veel opheeft met allerlei moderne fratsen. Zo zie je maar weer, loop ik onverhoeds ook nog ergens in voorop.
Reacties
Een reactie posten