Een dag niet gelachen
Het afgelopen jaar heb ik me met frisse moed en tegen beter weten in weer eens op datingsites begeven. De moderne mens heeft nu eenmaal het gevoel dat hij het heft in eigen hand moet nemen en niet lijdzaam kan wachten op iets toevalligs als toeval. Bijzonder veel talent heb ik er niet voor, dat is me in elk geval duidelijk geworden. Een levensverrijkende ervaring blijft het daarentegen wel.
Dat mijn moeizame relatie met digitale liefdessites voor een groot deel aan mijzelf ligt, geloof ik onmiddellijk. Ik heb niet zoveel geduld met mannen, weiger om langer dan vijf minuten te chatten en vergeet door een wat dwalende geest nog weleens om terug te schrijven. Allemaal dingen die het succesvol daten toch een beetje in de weg staan. Dat ook mannen nog het nodige te leren hebben, is de andere kant van het verhaal.
Zo heb ik nooit geweten dat er in Nederland zoveel mannen rondlopen met kortgemouwde, ruiten overhemden en een snor. Ik heb het dan uiteraard niet over leuke hipsters met kekke baardjes die er wat mij betreft niet genoeg kunnen zijn, maar over dikke, borstelige op zichzelf staande snorren. Mocht je daar onverhoopt juist enorm van houden, dan heb ik een tip voor je: neem eens een kijkje op Lexa. Daar zit een heel nest van dergelijke mannen. Dat ze ook op geheel eigen wijze spellen en nog nooit van interpunctie hebben gehoord, moet je wel even door de vingers zien. Maar ach, zo’n snor maakt veel goed en dat overhemd scheur je meteen gepassioneerd van zijn lijf. Geen haan die nog naar ruiten hemdjes kraait.
Het is in ons land een lollige bedoening, dat hebben mijn bezoekjes aan al die verschillende datingsites mij ook duidelijk gemaakt. Acht op de tien mannen heeft als levensmotto: een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd. In de correspondentie met al die olijke heren is dat overigens nauwelijks te merken. Veel verder dan ‘hee lekker ding, hoe ist met jou dan?’ komen ze meestal niet. Of ik begrijp gewoon weer eens niet dat die zin juist bijzonder geestig bedoeld is, dat zou ook kunnen.
Soms maken ze me nog onzeker ook, die dategrage mannen. Laatst ontving ik een mailtje van een heer uit een ander tijdperk, dat zag ik aan zijn foto. Hij wilde met mij in contact komen, omdat hij dacht dat we nogal veel gemeen hadden. ‘Mijn hobby is siereenden’, schreef hij. Ik moest daar lang en diep over nadenken. Zou zo’n man naar mijn foto kijken met de gedachte: ja, dat lijkt me nu echt het siereendentype, die moet ik eens schrijven. Na zo’n berichtje vraag je je toch nog lange tijd af of alles in je uiterlijk niet stiekem siereend uitstraalt.
De ergernissen stapelen zich bij mij altijd in hoog tempo op. Mannen van dik in de vijftig met al minstens drie eerdere leggen kinderen, die zeggen nog een kinderwens te hebben bijvoorbeeld. Omdat ze als de dood zijn dat ze geen veel jongere vrouw meer kunnen krijgen. In dezelfde categorie: mannen die liegen over hun leeftijd en als je eenmaal aan het corresponderen bent jolig roepen dat ze een beetje dyslectisch zijn met cijfers. En dan heb je nog mazzel, want voor hetzelfde geld zegt hij dat pas na drie dates. Of na een ondoordacht en overhaast huwelijk.
Mijn grootste valkuil zijn de mannen die geen nee accepteren en de discussie met mij aangaan als ik zeg dat wij volgens mij niet bij elkaar passen. Helaas trap ik daar altijd met open oogjes in, omdat ik nu eenmaal graag het laatste woord heb. Ook stom; mannen die drie jaar na de scheiding nog een gezamenlijke huishouding voeren met hun ex-vrouw. In hetzelfde huis om precies te zijn. Zelf noem ik dat liever een open huwelijk.
Jullie begrijpen het al lieve mensen, het alleenstaande bestaan valt om de drommel niet mee. ‘Wat wij toeval noemen, is het toevluchtsoord der onwetendheid’, zei Spinoza ooit. Misschien moet ik daar dit jaar toch maar gewoon op vertrouwen.
Dat mijn moeizame relatie met digitale liefdessites voor een groot deel aan mijzelf ligt, geloof ik onmiddellijk. Ik heb niet zoveel geduld met mannen, weiger om langer dan vijf minuten te chatten en vergeet door een wat dwalende geest nog weleens om terug te schrijven. Allemaal dingen die het succesvol daten toch een beetje in de weg staan. Dat ook mannen nog het nodige te leren hebben, is de andere kant van het verhaal.
Zo heb ik nooit geweten dat er in Nederland zoveel mannen rondlopen met kortgemouwde, ruiten overhemden en een snor. Ik heb het dan uiteraard niet over leuke hipsters met kekke baardjes die er wat mij betreft niet genoeg kunnen zijn, maar over dikke, borstelige op zichzelf staande snorren. Mocht je daar onverhoopt juist enorm van houden, dan heb ik een tip voor je: neem eens een kijkje op Lexa. Daar zit een heel nest van dergelijke mannen. Dat ze ook op geheel eigen wijze spellen en nog nooit van interpunctie hebben gehoord, moet je wel even door de vingers zien. Maar ach, zo’n snor maakt veel goed en dat overhemd scheur je meteen gepassioneerd van zijn lijf. Geen haan die nog naar ruiten hemdjes kraait.
Het is in ons land een lollige bedoening, dat hebben mijn bezoekjes aan al die verschillende datingsites mij ook duidelijk gemaakt. Acht op de tien mannen heeft als levensmotto: een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd. In de correspondentie met al die olijke heren is dat overigens nauwelijks te merken. Veel verder dan ‘hee lekker ding, hoe ist met jou dan?’ komen ze meestal niet. Of ik begrijp gewoon weer eens niet dat die zin juist bijzonder geestig bedoeld is, dat zou ook kunnen.
Soms maken ze me nog onzeker ook, die dategrage mannen. Laatst ontving ik een mailtje van een heer uit een ander tijdperk, dat zag ik aan zijn foto. Hij wilde met mij in contact komen, omdat hij dacht dat we nogal veel gemeen hadden. ‘Mijn hobby is siereenden’, schreef hij. Ik moest daar lang en diep over nadenken. Zou zo’n man naar mijn foto kijken met de gedachte: ja, dat lijkt me nu echt het siereendentype, die moet ik eens schrijven. Na zo’n berichtje vraag je je toch nog lange tijd af of alles in je uiterlijk niet stiekem siereend uitstraalt.
De ergernissen stapelen zich bij mij altijd in hoog tempo op. Mannen van dik in de vijftig met al minstens drie eerdere leggen kinderen, die zeggen nog een kinderwens te hebben bijvoorbeeld. Omdat ze als de dood zijn dat ze geen veel jongere vrouw meer kunnen krijgen. In dezelfde categorie: mannen die liegen over hun leeftijd en als je eenmaal aan het corresponderen bent jolig roepen dat ze een beetje dyslectisch zijn met cijfers. En dan heb je nog mazzel, want voor hetzelfde geld zegt hij dat pas na drie dates. Of na een ondoordacht en overhaast huwelijk.
Mijn grootste valkuil zijn de mannen die geen nee accepteren en de discussie met mij aangaan als ik zeg dat wij volgens mij niet bij elkaar passen. Helaas trap ik daar altijd met open oogjes in, omdat ik nu eenmaal graag het laatste woord heb. Ook stom; mannen die drie jaar na de scheiding nog een gezamenlijke huishouding voeren met hun ex-vrouw. In hetzelfde huis om precies te zijn. Zelf noem ik dat liever een open huwelijk.
Jullie begrijpen het al lieve mensen, het alleenstaande bestaan valt om de drommel niet mee. ‘Wat wij toeval noemen, is het toevluchtsoord der onwetendheid’, zei Spinoza ooit. Misschien moet ik daar dit jaar toch maar gewoon op vertrouwen.
Reacties
Een reactie posten